desinfecteert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- des·in·fec·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
desinfecteren |
desinfecteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desinfecteren
- Jij desinfecteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desinfecteren
- Hij desinfecteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desinfecteren
- Desinfecteert!