desillusioneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·il·lu·si·o·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
desillusioneren

desillusioneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van desillusioneren
    • Ik desillusioneerde. 
    • Jij desillusioneerde. 
    • Hij, zij, het desillusioneerde.