desambigueerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·am·bi·gu·eer·den

Werkwoord

vervoeging van
desambigueren

desambigueerden

  1. meervoud verleden tijd van desambigueren
    • Wij desambigueerden. 
    • Jullie desambigueerden. 
    • Zij desambigueerden.