Naar inhoud springen

deprecieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·pre·ci·eert

Werkwoord

vervoeging van
depreciëren

deprecieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren
    • Jij deprecieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren
    • Hij deprecieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depreciëren
    • Deprecieert!