deprecieert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: deprecieert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·pre·ci·eert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
depreciëren |
deprecieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren
- Jij deprecieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren
- Hij deprecieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depreciëren
- Deprecieert!