depersonaliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·per·so·na·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
depersonaliseren

depersonaliseerden

  1. meervoud verleden tijd van depersonaliseren
    • Wij depersonaliseerden. 
    • Jullie depersonaliseerden. 
    • Zij depersonaliseerden.