depersonaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·per·so·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
depersonaliseren |
depersonaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depersonaliseren
- Ik depersonaliseer.
- gebiedende wijs van depersonaliseren
- Depersonaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depersonaliseren
- Depersonaliseer je?