denivelleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·ni·vel·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
denivelleren |
denivelleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denivelleren
- Jij denivelleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denivelleren
- Hij denivelleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van denivelleren
- Denivelleert!