demobiliseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·mo·bi·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
demobiliseren |
demobiliseerde
- enkelvoud verleden tijd van demobiliseren
- Ik demobiliseerde.
- Jij demobiliseerde.
- Hij, zij, het demobiliseerde.
- Ik demobiliseerde.