degusteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·gus·teert

Werkwoord

vervoeging van
degusteren

degusteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van degusteren
    • Jij degusteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van degusteren
    • Hij degusteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van degusteren
    • Degusteert! 

Gangbaarheid