defibrilleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·fi·bril·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
defibrilleren |
defibrilleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defibrilleren
- Jij defibrilleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defibrilleren
- Hij defibrilleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van defibrilleren
- Defibrilleert!