defibrilleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fi·bril·leert

Werkwoord

vervoeging van
defibrilleren

defibrilleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defibrilleren
    • Jij defibrilleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defibrilleren
    • Hij defibrilleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van defibrilleren
    • Defibrilleert!