decelereer
Uiterlijk
- Geluid: decelereer (hulp, bestand)
- de·ce·le·reer
vervoeging van |
---|
decelereren |
decelereer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decelereren
- Ik decelereer.
- gebiedende wijs van decelereren
- Decelereer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decelereren
- Decelereer je?
- Het woord decelereer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.