decanteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·can·teert

Werkwoord

vervoeging van
decanteren

decanteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decanteren
    • Jij decanteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decanteren
    • Hij decanteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van decanteren
    • Decanteert!