debarrasseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·bar·ras·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
debarrasseren |
debarrasseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debarrasseren
- Ik debarrasseer.
- gebiedende wijs van debarrasseren
- Debarrasseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debarrasseren
- Debarrasseer je?