dauwde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dauw·de

Werkwoord

vervoeging van
dauwen

dauwde

  1. onpersoonlijke verleden tijd van dauwen
vervoeging van
dauwen

dauwde

  1. enkelvoud verleden tijd van dauwen
    • Ik dauwde. 
    • Jij dauwde. 
    • Hij, zij, het dauwde.