dansk-britiske
Deens
Woordafbreking
- dansk-·bri·tis·ke
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van dansk-britisk
dansk-britiske, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van dansk-britisk
Noors
Woordafbreking
- dansk-·bri·tis·ke
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van dansk-britisk
dansk-britiske, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van dansk-britisk
Nynorsk
Woordafbreking
- dansk-·bri·tis·ke
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van dansk-britisk
dansk-britiske, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van dansk-britisk