dagvaardt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dag·vaardt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dagvaarden |
dagvaardt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dagvaarden
- Jij dagvaardt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dagvaarden
- Hij dagvaardt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dagvaarden
- Dagvaardt!