dagvaardt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·vaardt

Werkwoord

vervoeging van
dagvaarden

dagvaardt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dagvaarden
    • Jij dagvaardt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dagvaarden
    • Hij dagvaardt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dagvaarden
    • Dagvaardt!