daal
Uiterlijk
- daal
vervoeging van |
---|
dalen |
daal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dalen
- Ik daal.
- gebiedende wijs van dalen
- Daal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dalen
- Daal je?
- Het woord daal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
daal |
gedaal |
volledig |
daal