culmineerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cul·mi·neer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
culmineren |
culmineerden
- meervoud verleden tijd van culmineren
- Wij culmineerden.
- Jullie culmineerden.
- Zij culmineerden.
- Wij culmineerden.
vervoeging van |
---|
culmineren |
culmineerden