creosoteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cre·o·so·teert

Werkwoord

vervoeging van
creosoteren

creosoteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van creosoteren
    • Jij creosoteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van creosoteren
    • Hij creosoteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van creosoteren
    • Creosoteert! 

Gangbaarheid