craqueleren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cra·que·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans

Werkwoord

craqueleren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
craqueleren
craqueleerde
gecraqueleerd
zwak -d volledig
  1. ontstaan van barsten in een olieverfschilderij
     Maar het te dun geverniste oppervlak begon licht te craqueleren bij de cognac, de koffie en de dessertwijn.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044640496