corrigeerde
Uiterlijk
- Geluid: corrigeerde (hulp, bestand)
- cor·ri·geer·de
vervoeging van |
---|
corrigeren |
corrigeerde
- enkelvoud verleden tijd van corrigeren
- Ik corrigeerde.
- Jij corrigeerde.
- Hij, zij, het corrigeerde.
- Ik corrigeerde.
- ▸ 'Het valt allemaal wel mee', corrigeerde ze zichzelf zonder dat iemand het hoorde.[1]
- ▸ 's Ochtends was ze sprankelend vrolijk, verzekerde hem dat hij de beste minnaar was die ze in haar hele leven was tegengekomen, hoewel dat er natuurlijk niet zoveel waren geweest, corrigeerde ze blozend en ze giechelde.[2]
- Het woord corrigeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265