coronawappies

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·wap·pies
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de coronawappiesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord coronawappie
     Want de kiezer heeft dan wel altijd gelijk, een wrede waarheid is het wel dat in dit land iedereen de toeslagenaffaire al lijkt vergeten en liefst één op de vijf mensen stemt op racisten en/of coronawappies.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 31 maart 2021 Weblink bron
    Linda Akkermans
    “Nooit gedacht dat ik het goed nieuws zou vinden dat Sylvana de Kamer in gaat” (18 maart 2021) op tubantia.nl op Wikipedia