converseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: converseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·ver·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
converseren |
converseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van converseren
- Ik converseer.
- gebiedende wijs van converseren
- Converseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van converseren
- Converseer je?