controleer
Uiterlijk
- Geluid: controleer (hulp, bestand)
- con·tro·leer
vervoeging van |
---|
controleren |
controleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van controleren
- Ik controleer.
- gebiedende wijs van controleren
- Controleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van controleren
- Controleer je?
- Het woord controleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.