contextualiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tex·tu·a·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
contextualiseren

contextualiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contextualiseren
    • Jij contextualiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contextualiseren
    • Hij contextualiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van contextualiseren
    • Contextualiseert! 

Gangbaarheid