connecteer
Uiterlijk
- Geluid: connecteer (hulp, bestand)
- con·nec·teer
vervoeging van |
---|
connecteren |
connecteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van connecteren
- Ik connecteer.
- gebiedende wijs van connecteren
- Connecteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van connecteren
- Connecteer je?
- Het woord connecteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.