confisqueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fis·queer·de

Werkwoord

vervoeging van
confisqueren

confisqueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van confisqueren
    • Ik confisqueerde. 
    • Jij confisqueerde. 
    • Hij, zij, het confisqueerde.