conditioneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·di·ti·o·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
conditioneren |
conditioneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conditioneren
- Ik conditioneer.
- gebiedende wijs van conditioneren
- Conditioneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conditioneren
- Conditioneer je?