concipieert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: concipieert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·ci·pi·eert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
concipiëren |
concipieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concipiëren
- Jij concipieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concipiëren
- Hij concipieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van concipiëren
- Concipieert!