concentreer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: concentreer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·cen·treer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
concentreren |
concentreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concentreren
- Ik concentreer.
- gebiedende wijs van concentreren
- Concentreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concentreren
- Concentreer je?
- ▸ Concentreer je. Loop jezelf niet zo op te naaien! Op de beslissende momenten sta jij er gewoon.[1]