concentreer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cen·treer

Werkwoord

vervoeging van
concentreren

concentreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concentreren
    • Ik concentreer. 
  2. gebiedende wijs van concentreren
    • Concentreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concentreren
    • Concentreer je? 
     Concentreer je. Loop jezelf niet zo op te naaien! Op de beslissende momenten sta jij er gewoon.[1]

Verwijzingen