compromitteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pro·mit·teer

Werkwoord

vervoeging van
compromitteren

compromitteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compromitteren
    • Ik compromitteer. 
  2. gebiedende wijs van compromitteren
    • Compromitteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compromitteren
    • Compromitteer je?