complimenteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pli·men·teer

Werkwoord

vervoeging van
complimenteren

complimenteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complimenteren
    • Ik complimenteer. 
  2. gebiedende wijs van complimenteren
    • Complimenteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complimenteren
    • Complimenteer je?