complimenteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·pli·men·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
complimenteren |
complimenteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complimenteren
- Ik complimenteer.
- gebiedende wijs van complimenteren
- Complimenteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complimenteren
- Complimenteer je?