compareert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pa·reert

Werkwoord

vervoeging van
compareren

compareert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compareren
    • Jij compareert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compareren
    • Hij compareert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van compareren
    • Compareert!