commuteerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·mu·teer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
commuteren |
commuteerden
- meervoud verleden tijd van commuteren
- Wij commuteerden.
- Jullie commuteerden.
- Zij commuteerden.
- Wij commuteerden.
vervoeging van |
---|
commuteren |
commuteerden