colporteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·por·teert

Werkwoord

vervoeging van
colporteren

colporteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van colporteren
    • Jij colporteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van colporteren
    • Hij colporteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van colporteren
    • Colporteert!