collabeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·la·beer·de

Werkwoord

vervoeging van
collaberen

collabeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van collaberen
    • Ik collabeerde. 
    • Jij collabeerde. 
    • Hij, zij, het collabeerde.