coördineer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coördineer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·or·di·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
coördineren |
coördineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coördineren
- Ik coördineer.
- gebiedende wijs van coördineren
- Coördineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coördineren
- Coördineer je?