claxonneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • claxon·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
claxonneren

claxonneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van claxonneren
    • Ik claxonneerde. 
    • Jij claxonneerde. 
    • Hij, zij, het claxonneerde.