certifieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cer·ti·fi·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
certifiëren

certifieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van certifiëren
    • Ik certifieerde. 
    • Jij certifieerde. 
    • Hij, zij, het certifieerde. 

Gangbaarheid