categoriseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ca·te·go·ri·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
categoriseren |
categoriseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van categoriseren
- Ik categoriseer.
- gebiedende wijs van categoriseren
- Categoriseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van categoriseren
- Categoriseer je?