castigeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cas·ti·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
castigeren |
castigeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van castigeren
- Ik castigeer.
- gebiedende wijs van castigeren
- Castigeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van castigeren
- Castigeer je?
Gangbaarheid
- Het woord castigeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.