casseur
Uiterlijk
casseur m
- (spreektaal) gewelddadige demonstrant, sloper
- «Qui seront les casseurs demain 1er mai?»
- Wie zijn de slopers morgen op 1 mei?. [1]
- «Qui seront les casseurs demain 1er mai?»
- (spreektaal) inbreker [1]
- mannelijke vorm van casseuse