capituleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: capituleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ca·pi·tu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
capituleren |
capituleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capituleren
- Ik capituleer.
- gebiedende wijs van capituleren
- Capituleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capituleren
- Capituleer je?