calculeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cal·cu·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
calculeren |
calculeerden
- meervoud verleden tijd van calculeren
- Wij calculeerden.
- Jullie calculeerden.
- Zij calculeerden.
- Wij calculeerden.
vervoeging van |
---|
calculeren |
calculeerden