bums
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bums
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bumsen |
bums
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bumsen
- Ik bums.
- gebiedende wijs van bumsen
- Bums!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bumsen
- Bums je?
Gangbaarheid
- Het woord bums staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.