budgetteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: budgetteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bud·get·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
budgetteren |
budgetteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van budgetteren
- Jij budgetteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van budgetteren
- Hij budgetteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van budgetteren
- Budgetteert!