brokje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brok·je

Zelfstandig naamwoord

brokje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord brok

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be