breviert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bre·viert

Werkwoord

vervoeging van
brevieren

breviert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brevieren
    • Jij breviert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brevieren
    • Hij breviert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brevieren
    • Breviert!