breidelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brei·del·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
breidelen |
breidelde
- enkelvoud verleden tijd van breidelen
- Ik breidelde.
- Jij breidelde.
- Hij, zij, het breidelde.
- Ik breidelde.
vervoeging van |
---|
breidelen |
breidelde