brandmerkten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brand·merk·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brandmerken |
brandmerkten
- meervoud verleden tijd van brandmerken
- Wij brandmerkten.
- Jullie brandmerkten.
- Zij brandmerkten.
- Wij brandmerkten.
vervoeging van |
---|
brandmerken |
brandmerkten